Vertaling Bijbel, Kanttekeningen SV, [], Mijn ziel weigert [uw woorden] aan te [15]roeren; die zijn als mijn [16]laffe spijze. 15. Te weten, als een spijs om die te nuttigen. Hij blijft in de voorgaande gelijkenis, verklarende dat hij gans geen lust had tot hun woorden, om zich daarmede te vertroosten, maar dat hij daarvan een afkeer had als van een laffe, onaangename en walgelijke spijs. Anders, [wat] mijn ziel weigerde aan te roeren, dat is als mijn laffe spijs. De zin is, dat de zerigheid en de zweren, die hij door deze zijn bezoeking in anderen niet zou hebben willen aantasten, nu als zijn spijs waren, doch een onaangename spijs. 16. Hebreeuws, als de ziekten, krankheden; [dat is, lafheden] mijns broods.